- compagnie
- compagnie [kõpaanjie]〈v.〉1 gezelschap2 (handels)maatschappij ⇒ compagnie, vennootschap3 〈leger〉compagnie4 toneelgezelschap5 koppel 〈dieren〉 ⇒ troep♦voorbeelden:1 dame, demoiselle de compagnie • gezelschapsdameêtre de bonne compagnie • prettig in de omgang zijnen compagnie galante • in vrouwelijk gezelschap 〈m.b.t. mannen〉aller de compagnie avec qn. • iemand vergezellenfausser compagnie à qn. • weggaan zonder iemand gedag te zeggenvoyager de compagnie • gezamenlijk reizenen compagnie de • in gezelschap van〈informeel〉 et compagnie • en consorten2 compagnie d'assurances • verzekeringsmaatschappij¶ compagnie de Jésus • Sociëteit, Gezelschap van Jezus, jezuïetenorde〈informeel〉 salut la compagnie! • de mazzel, luitjes!l'illustre compagnie • de Académie françaisecompagnies républicaines de sécurité • oproerpolitie, rellenbrigade; 〈ongeveer〉mobiele eenheidf1) gezelschap2) handelsmaatschappij3) compagnie [leger]4) toneelgezelschap5) troep, kudde
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.